Gilde St. Lambertus

Someren - Eind

1878 was een belangrijk jaar voor de parochie van  Sint Lambertus in Someren Eind. De eerste pastoor werd benoemd en de nieuwe parochie werd daarmee werkelijkheid. Het betekende de bekroning van het levens werk van Jan Sebastiaans van den Eijnde, pastoor van Someren.  In zijn vooruitziende blik ontstond die parochie op  ruim een kwartier gaans van zijn eigen parochie, helemaal aan het einde van Someren.  Daarom liet hij op de voorgevel van de kerk de volgende tekst in gouden letters aanbrengen: Laus tuainisterrae   finisterrae adorabunte.

 

De laatste huizen van de oude parochie werden bij de nieuwe ingedeeld.  De bewoners voelden zich bevoorrecht omdat ze op zondag niet langer meer helemaal in Someren naar de kerk hoefden te gaan.  Op het Eind was nog geen winkel; die bij sluis 12 was toch wel al te ver weg.  Cafés waren er voldoende, niet minder dan vijf: van Piet Deerns, de weduwe H.Wijnen,  P.Verberne,Jan Sijkens en Jan Wijnen.  Echter dus geen winkel en daarom werden de koppen bij elkaar gestoken.  Er werd een zogenaamde clubwinkel opgericht, en de winst zou onder de aangesloten buurtleden worden verdeeld.

Nu het Eind een zelfstandige parochie was geworden diende er eigenlijk ook een fanfare te komen.  De leden van de clubwinkel beschouwden dat als een prachtig idee en kwamen met het voorstel de winst van de winkel aan te wenden voor de oprichting van de fanfare.  Echter de winst van de winkel was in de verste verte niet toereikend voor de oprichting van de fanfare.  Goede raad was duur maar men kwam er uit.  Weer onder leiding van Jan Bennebroek kwam men tot het besluit dan maar een schut  op te richten.  En zo kon het gebeuren dat op 26 september 1895, tijdens de kermis, in Someren Eind werd opgericht de Schutterij Wilhelmina - Gilde Sint Lambertus, onder de bescherming derhalve van de heilige Lambertus, patroon van de nieuwe parochie.

 

 

Van een gilde uit Asten dat opgehouden had te bestaan, werden de koperen trom en de hellebaard overgenomen.  De firma van Hout uit Helmond leverde een prachtige zijden vaandel in de officiële afmetingen van1,80 bij 1,80 meter voor een prijs van 90 gulden.  Het vaandel was voorzien met de beeltenis van een Bourgondisch kruis met in het midden daarvan een medaillon met de beeltenis van de heilige Lambertus, de patroon van de kerk, de parochie en het Gilde.  Voor de directie werden petten zoals in gebruik bij de soldaten aangeschaft, echter in de kleuren rood,wit en blauw.  Behalve een brede sjerp, sluier genoemd, kreeg elk lid van de directie ook nog een wandelstok.  De koning droeg een hoed met struisveren in rood-wit-blauw en een paarse schouderdoek met daarop de vogel (een zilveren haan) plus de zilveren schilden van de oprichters en de eerste koning.  De gewone leden droegen ter herkenning een rood armbandje met een driekleurig rozet.  Het koningschieten zou om de drie jaar plaatsvinden.  De nieuwe koning werd verplicht een zilveren schild te schenken.  Geschoten werd op een vogel op een schutsboom van minimaal 16 meter hoogte.  Het Gilde stelde zich in het bezit van een geweer en patroonhulzen.    De loden kogels werden gegoten in een eigen kogeltang.